Nederlandse bedrijven in trek bij private equity

Waarin verschilt de overname van een bedrijf in de AGF-sector ten opzichte van een andere sector? “Kapitaalintensiviteit en de noodzaak tot innoveren,” zijn de twee aspecten die Rutger Groenewegen van Groenewegen & Lukaart, dat ondersteuning en advies biedt op het gebied van (ver)kopen, waarderen en financieren van bedrijven, zonder aarzelen noemt.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in AGF Primeur.

Het is één van de redenen waarvan Rutger ziet dat ze bijdragen aan de afnemende bereidheid van de volgende generatie om familiebedrijven in de land- en tuinbouwsector over te nemen. “Er zijn heel veel uitdagingen, waardoor het de vraag is of een overdracht binnen de familie wel het meest voor de hand liggend is.”

Schaal en innovatie

Naast de bereidheid van een opvolger om het bedrijf over te nemen, stelt Rutger vast dat ook geschiktheid een rol speelt. Kan de beoogd opvolger het ook? Hij merkt dat de huidige tijd eisen stelt aan ondernemerschap waar het gaat om innovatie en schaal. “Je zult met je tijd mee moeten en je moet kunnen opschalen. De opbrengst per m² moet hoog blijven om niet uit de markt geprijsd te worden. Daarvoor moet je innoveren, anders krijg je dat niet voor elkaar. Maar ook voor de bancaire financiering is schaal van belang; die financieren alleen bedrijven van een bepaalde omvang.”

Dat is dus ook een van de struikelblokken die Rutger waarneemt: kapitaal. Want bij een eventuele overname in de familiale sfeer is het over te nemen bedrijf vaak (deels) het pensioen van de ouders en speelt ook de financiële compensatie van eventuele andere kinderen in het gezin een rol. Waar banken geregeld niet of maar deels bereid zijn om dat te financieren, zien private investeringsmaatschappijen regelmatig wel mogelijkheden voor het financieren van bedrijven in bijvoorbeeld de glastuinbouwsector en de toeleverende industrie. “Die maken veel meer een afweging van rendement, hoeveel risico er is en wat er geïnvesteerd moet worden om een bedrijf toekomstbestendig te maken.”

Sturen op output en rendement

Soms leiden de struikelblokken tot de conclusie dat overname binnen de familie niet verstandig is. Rutger ziet dat dan vaak de blik wordt gericht op collega-ondernemers voor een overname, maar ook in deze situatie kan overdracht aan een private equity partij een optie zijn. Hij stelt vast dat een dergelijke route wel veranderingen in de bedrijfsvoering met zich zal meebrengen.

“Waar een overname door een gelijkaardig familiebedrijf het karakter van het bedrijf niet veel zal veranderen, zullen private investeerders zakelijker naar een bedrijf kijken en meer op output en rendement sturen. Dit kan van invloed zijn op het personeel – niet zelden ook uit de verkopende familie – dat te maken krijgt met een andere aandeelhouder.” Daarbij merkt Rutger op dat een private equity partij een andere horizon heeft dan een familiebedrijf en na een periode van 5 tot 15 jaar zal willen verkopen. “Dan gaan ze weer door met een volgend project. Dat is iets waar je rekening mee moet houden.”

Op zoek naar expansie

Rutger stelt vast dat waar een bank vooral op zoek is naar zekerheid, private equity partijen – investeerders die met risicodragend vermogen financieel participeren in niet-beursgenoteerde ondernemingen – wel bereid zijn om risico te dragen. Uiteraard komt dat met een prijskaartje. Daar waar een bancaire financiering lang weinig rentekosten met zich mee bracht en nu rond de zes procent zit, ziet hij dat voor private equity rentes tussen de 10 en 15 procent geen uitzondering zijn.

De focus van private investeerders ligt dus op rentabiliteit, constateert Rutger. “Ze kijken daarbij naar de levensfase van een product en zullen niet investeren in bedrijven of producten die aan het einde van een bepaalde levenscyclus zitten; de zogenaamde cash cow. Maar ze willen in een eerdere fase met groeimogelijkheden investeren zodat ze de cash cow-fase mee kunnen nemen om daar weer nieuwe investeringen mee te doen. Private equity wil altijd groei en rendement kunnen realiseren.”

Wereldwijde toepassingsmogelijkheden

Voor dat rendement zijn sectoren als healthcare en food populair bij private equity partijen. “Deze sectoren zijn conjunctureel ongevoelig. Er blijft altijd vraag naar zorg en voedsel.” Rutger voorziet dat ook in andere delen van de wereld door het veranderende klimaat steeds meer geklimatiseerd zal moeten worden geteeld. “Dat zijn uitdagingen waar wij als Nederlanders gebruik van kunnen maken omdat we de kennis, technologie en innovatiekracht hebben. Dat is de kracht waarom bedrijven uit de Nederlandse land- en tuinbouw een interessant object voor private equity partijen zijn; niet alleen om wat zij hier doen, maar vooral hoe je het kan door te kopiëren, omdat er wereldwijd veel toepassingsmogelijkheden zijn.”

Want hoezeer Rutger ervan is overtuigd dat er mooie kansen liggen voor vooral de grotere bedrijven in de sector, in Nederland liggen ze naar zijn mening niet. Hij ziet dat bijvoorbeeld Nederlandse glastelers steeds vaker uitbreiden in andere Europese landen, Noord-Afrika of zelfs Canada. Ook de focus van private investeerders is op het buitenland gericht.

Spreiden

“Private equity kijkt veel breder dan alleen Nederland, ook naar de mogelijkheden in het buitenland. Private investeerders zijn voor de internationale expansie met name geïnteresseerd in de grote toeleveranciers of in bedrijven die al areaal in het buitenland hebben.” Als voorbeeld noemt hij de kassenbouwers, die momenteel in Nederland – soms met lege kassen door de energiecrisis – weinig verdienen. “Maar in Noord-Amerika en ook in het Verre Oosten wordt op dat gebied wel ontzettend veel gedaan.”

Rutger merkt op dat bij de stap naar het buitenland private equity partijen vanzelf in beeld komen, omdat banken, met hun vooral lokale focus, dat traject niet zullen financieren. Overigens ziet hij vaak een samenspel tussen banken en private investeerders bij het financieren van een bedrijf. “Die combinatie wordt steeds meer gezocht. Beide partijen kunnen elkaar versterken. Soms financiert een bank het deel dat geen risico vormt en het deel waar het risico zit, neemt dan de private investeerder over. Dan hoeft de bank niet meer risico te lopen dan ze wil lopen.“

Onverstandig om de blik op het buitenland te richten, is het niet, vindt Rutger. Enerzijds om het risico te verlagen, maar ook omdat er kansen liggen. “Door internationaal te expanderen, leg je niet al je eieren in één mandje. Met de energiecrisis zie je bijvoorbeeld dat het voor kassen in Nederland heel moeilijk is om, de verkoopprijzen in acht genomen, de kassen te verwarmen. Terwijl in bijvoorbeeld het warmere Marokko er veel minder gasgestookte kassen nodig zijn en meer natuurlijke warmte kan worden gebruikt. Juist die spreiding kan het risico verlagen en alleen in Nederland ondernemen kan ook risicovol zijn.”

Bron: AGF Primeur

Deel dit artikel

Marijn van der Hoofden
Groenewegen & Lukaart

010 – 522 68 00

LinkedIn

Stuur bericht